Een honingbijenvolk bestaat in de zomer uit een koningin, werksters en darren. Veel mensen denken dat de koningin het hele volk aanstuurt. Dat is niet helemaal waar. De koningin legt continu eitjes waaruit het hele bijenvolk voortkomt en is daarmee wel de stamhouder van het volk. Uit een bevrucht eitje komt een werkster: een vrouwtjesbij, voort. Werksters zijn de echte drijvende kracht van een bijenvolk.
Werksters poetsen en bewaken het nest, ze houden de temperatuur erin op orde, voeren de larven, verzorgen de koningin, ze produceren was en bouwen daarvan de raten en ze halen nectar, stuifmeel en water. Het zijn de werksters die bepalen wanneer er een nieuwe koningin komt en of er in een cel een werkster of dar zal opgroeien. Is een eitje onbevrucht, dan ontstaat daaruit een dar: een mannetjesbij. Darren zijn er alleen om een koningin te bevruchten. Ze werken verder niet en worden gevoerd door de werksters. Op mooie dagen vliegen ze uit naar de zogenaamde "darrenverzamelplaatsen". Daar wachten ze op de komst van een koningin die deze plaatsen feilloos weet te vinden.
Darren verliezen bij de paring hun geslachtsorgaan en sterven daardoor. Wanneer ze nog leven als de paartijd voorbij is zullen de werksters ze vrijwel allemaal doden. In de winter bevinden zich dus geen darren in een bijenvolk. De koningin ontstaat uit een bevrucht eitje dat in een extra grote cel gelegd wordt. De werksters voeren de larve die hieruit komt met de bijzonder voedzame koninginnegelei. Het zijn de speciale behuizing en voeding die de werksters een larve geven, waardoor een larve uitgroeit tot koningin.